RTV Stichtse Vecht

Verheij in gelijk gesteld - gemeente krijgt rekening van 1,5 miljoen gepresenteerd

Het was een juridisch gevecht achter de schermen tussen de voormalige groenaannemer Verheij en de gemeente Stichtse Vecht. Door de rechtbank is eind mei 2022 Verheij in het gelijk gesteld. De gemeente heeft besloten het besluit niet aan te vechten. Het gaat om een bedrag van ruim 1,5 miljoen euro. Verheij Integrale groenzorg liet in eerdere publicaties al weten 'Nooit meer voor Stichtse Vecht' te willen werken. 

Verschil in inzicht

Verschil in inzicht en onderlinge irritatie zorgde voor een lange weg van conflicten tussen Verheij Integrale groenzorgen de gemeente Stichtse Vecht. Middels een aanbesteding ging Verheij per 1 december 2017 aan de slag als de groenaannemer voor de gehele gemeente. De samenwerking werd destijds groots aangekondigd: ‘De samenwerking tussen burgers, bestuur, ambtenaren en aannemer binnen dit contract is een invulling die past in de huidige netwerkmaatschappij. Geen losse contracten met verschillende aannemers, maar één aannemer die alles coördineert en zo zorgt dat er een goede afstemming is tussen zijn werkzaamheden.'

Al snel kwam de kink in de kabel en werden de nodige klachten geuit. Het begin van een langdurig conflict en onwerkbare samenwerking. In 2021 werd de samenwerking verbroken en waren beide partijen blij uit elkaar te zijn. Al eerder was de gemeente éénzijdig gestopt met de termijnfacturen en voldeed daarmee niet meer aan de verplichtingen. Voor Verheij Integrale groenzorg reden om een juridisch traject op te starten en een miljoenen bedrag te claimen. Op 25 mei 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland daar een uitspraak over gedaan: Verheij Integrale groenzorg wordt in het gelijk gesteld en de gemeente moet een bedrag van ruim 1,5 miljoen euro aan Verheij overmaken. 

Teleurgesteld

In een brief aan gemeenteraadsleden laat de gemeente Stichtse Vecht weten teleurgesteld te zijn in het vonnis maar geen verdere stappen te gaan zetten: ’We hebben het vonnis bestudeerd en zijn teleurgesteld over de uitspraak en argumentatie. Het voelt onbevredigend en onrechtvaardig. In deze periode van schaarse ambtelijke capaciteit en het stellen van prioriteiten in het werk, vinden wij het niet verantwoord om hoger beroep of andere procedures in te stellen.'